HISTORIE EN GENEALOGIE
Historie
Ondernemende West-Europese landen zoals Nederland, hebben allemaal een koloniale geschiedenis gekend. Rob Sweebe en zijn familie, vormen onderdeel van de Nederlands-Indische koloniale geschiedenis. Als Indo heeft Rob ouders van zowel Europese als Indische oorsprong. Bewonderaars van zijn fotowerk, menen er zelfs Aziatische invloeden in te herkennen. Zelf sluit hij niet uit dat ´de Gordel van Smaragd´, zoals Multatuli Indië noemde, een onderstroom in zijn werk vormt.
Maar meer dan aan wat nu Indonesië heet, hecht Rob aan Nederland, dat ´deze patriot´ liefdevol ´ons landje´ noemt. Terug beschouwend gaan zijn mijmeringen verder terug dan Indië, naar de vóór-Indische tijd van de familie Sweebe, die lag in Amsterdam en Rotterdam en, in de eeuwen daarvoor, in de Duitse landsstreken rond Leipzig.
Indië
In de jaren na 1500, waren Oost-Indië (Indonesië) en West-Indië (de Antillen, Suriname en delen van West-Afrika) al belangrijke handelsgebieden van de latere Republiek der Nederlanden. Sindsdien ontstonden in de verre koloniën bevolkingsgroepen van gemengde ouders. Zij vormden een aparte bevolkingsgroep met een eigen plaats binnen de koloniale samenleving. In zo´n bijzondere bevolkingsgroep – zoals ze wereldwijd voorkomen – werd later ook Rob Sweebe geboren.
De eerste Hollanders gingen rond 1500 in Oost-Indië aan wal. Het economisch belang van Indië groeide met de jaren en bracht de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden tot zijn hoogtepunt in de 17e eeuw. Die tijd is dan ook de Gouden Eeuw gaan heten. Indië was toen een wingewest, maar groeide vanuit die positie langzaamaan uit tot een vanzelfsprekend onderdeel van het moderne Koninkrijk der Nederlanden, waar we vooral tropische landbouw bedreven.
In de Tweede Wereldoorlog bezette het nationalistische Japan de Indische eilanden, als Duitse bondgenoot met regionale expansiedrift. Na de Amerikaanse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in 1945 en de daaropvolgende bevrijding uit de ´Jappenkampen´, dachten Nederlanders en Indo´s dat de geschiedenis zijn beloop weer zou nemen. Maar na de Japanse onderdrukking, wachtten hen en Nederlandsgezinde inlanders de jaren van de Bersiap, de Indonesische vrijheidsstrijd.
Wat voor Nederlanders, Indo´s en Nederlands gezinde inlanders vanzelfsprekend was geweest, was dat voor de inlandse verzetsbeweging en zijn miljoenen aanhangers niet. Met hun beweegredenen en doelen kun je het eens zijn. De gruwelijke, buitensporige terreur die ze toepasten, kun je alleen maar verwerpen.
Vluchteling en Vaderland
Japan had het smeulend vuur van de Bersiap onder de vrijheidsstrijders aangeblazen. Tegelijkertijd namen terugtrekkende Japanners de Nederlanders en Indo´s in notabene hun ´Jappenkampen´ in bescherming tegen de vrijheidsterreur.
Wat vanzelfsprekend had geleken, was onhoudbaar geworden. Zoals alle West‑Europese koloniën, wierp ook Indonesië het juk af, om te kiezen voor zelfbestuur, eigen bevolking en eigen kracht. De oude orde en de gemengde bevolking, moesten vluchten voor hun leven. De Nederlandsgezinde inlanders konden niet vluchten en moesten de terreur geheel onbeschermd ondergaan. Als lid van hun vluchtelingengezin, kwam Rob Sweebe in 1950 vanuit Nederlands-Indië in Nederland aan.
Het gezin Sweebe had geluk, want het verkeerde in de omstandigheden dat het in Nederland zijn nieuwe vaderland kon vinden. Indo´s waren al Nederlandsgezind. Ze hadden deels al West-Europese voorouders. De Sweebes hadden Nederlands onderwijs genoten. En ze waren Luthers en beleden daarmee het heersende Christelijke geloof.
Twee werelden
Over het geheel genomen, vloeide het gezin Sweebe gemakkelijk in de nieuwe samenleving in, wat niet altijd zo gemakkelijk het geval is wanneer de culturele en religieuze verschillen groter zijn. Maar of de invloeiïng in het nieuwe vaderland nu gemakkelijk of moeilijk verloopt, er zal altijd ontheemding en heimwee zijn, en het niet te beschrijven gevoel om kind van twee werelden te zijn.
Europese overheden proberen billijke oplossingen voor vluchtelingen te vinden en werpen zich op tegen discriminatie en uitsluiting. Het zijn thema’s voor het filosofisch en politiek debat. Maar discriminatie en uitsluiting zijn voor de Sweebes in Nederland nooit grote thema´s geweest. Ontheemding en heimwee waren dat wel, maar daar groeide Rob overheen. Wat restte en wat altijd is gebleven, is het gevoel een kind van twee werelden te zijn. Een gevoel van eeuwigdurende gespletenheid dat alleen wordt herkend door mensen die dat zelf hebben meegemaakt.
Bruggen bouwen
Als kind van twee werelden slaat Rob met zijn foto´s en kunst artistieke bruggen tussen werelden die elkaars taal, religie en cultuur amper verstaan. Zijn thematiek daartoe is het drieluik poëzie – verval – verjonging, welhaast een oerthema voor wie de interculturele wereldgeschiedenis beter beschouwt. Robs prachtige foto´s en kunst, en honderdduizenden schitterende gemengde kinderen alleen al in Nederland, moge pessimisten tot troostende schoonheid zijn: het leven is gruwelijk en schitterend tegelijk, maar schoonheid en jeugd vindt altijd zijn weg.
Genealogie
Zijn website vol van de verbindende schoonheid die voortvloeit uit het drieluik poëzie – verval – verjonging, bracht Rob in contact met de familie Zwebe, die al twee generaties op zoek was naar de oorsprong van hun familie.
Martijn Zwebe vond Rob via zijn website en schreef alweer jaren geleden, dat hij het bewijs wilde vinden dat hun families gemeenschappelijke voorouders hadden. Enkele maanden later vond Martijn dat bewijs ook, in archiefstukken uit Java, Indonesië.
Martijn Zwebe vond Rob Sweebes voorvader Johann Godhold Sweebe (1778-1842) uit Batavia – nu Jakarta. Deze Johann Godhold was geboren in Amsterdam. Daarmee gaf Martijn aan Rob zijn oorsprong terug, die een helende pleister op zijn ontheemding werd.
Johann Godhold had een jongere halfbroer Antonius Zwebe (1789-1851) die de voorvader was van Martijn. Hun vader was Frederik Christian Willem Schwebe (1754-1822), en hij was dus een gezamenlijke voorvader van Martijn Zwebe en Rob Sweebe. Deze Frederik Christian Willem was een in Amsterdam woonachtige diamantslijper die werd geboren in Nassau-Weilburg. Schwebe, Zwebe en Sweebe waren uit hetzelfde hout gesneden. Rob en Martijns verhalen indachtig, is het in onze ontheemde tijden niet raar dat velen de genealogie er als liefhebberij op nahouden.
Fonetische verwarring
Martijn Zwebe´s verste naspeuringen gaan terug tot Christoph Schwebe, geboren tussen 1585 en 1590 nabij Leipzig, in ´Lutherstadt´ Wittenberg, Saksen‑Anhalt, Duitsland, en overleden in 1634 of ´35 in het nabijgelegen Gräfenhainichen, op de Steingrüber Mühle aldaar.
Christoph trouwde met de dochter van de molenaar van deze Steingrüber Mühle. Deze steenmolen is een eeuw in het bezit gebleven van de familie. Uiteindelijk werd hij in 1980 afgebroken om te verdwijnen in het grote meer dat ontstond door de bruinkoolwinning in het voormalige Oost-Duitsland.
Christoph Schwebe (1585/´90-1634/´35) kreeg een zoon, Georg Schwebe (ca.1615–1681). Deze kreeg een zoon, Georg Gottlieb Schwebe (1669-1720). Diens zoon was Johann Gotthold Schwebe (1717-1795).
Deze generaties Schwebes maalden de molen niet meer, maar waren musici en componisten in Leipzig en omstreken, waar nota bene Johann Sebastiaan Bach furore maakte. Leipzig was muzikaal en religieus het epicentrum van de westerse wereld, omdat Maarten Luther er zijn revolutionaire stellingen op de kerkdeur spijkerde en zijn kerkelijke leer er tot ontwikkeling bracht.
Johann Gotthold was in dienst van de hofhouding van de edelen van het Huis Orange-Dillenburg. Hij woonde in Nassau-Weilburg en kreeg er een zoon, Frederik Christian Willem Schwebe (1754-1822). Hij werd weduwnaar. Toen het Huis Orange-Dillenburg naar Den Haag verhuisde, verhuisde Johann Gotthold mee met drie kinderen, waaronder Frederik Christian Willem. Hij hertrouwde er met een vrouw uit Den Haag en vestigde zich in Amsterdam. Frederik Christian Willem Schwebe kreeg een zoon Johann Godhold Sweebe (1778-1842), die vernoemd was naar zijn grootvader. Hierbij is de achternaam vernederlandst. Want toen de jongen werd opgenomen in het Amsterdamse geboorteregister, ging de ambtenaar af op de Hollandse klank en gaf hem de achternaam Sweebe.
1803: een nieuwe toekomst in Indië
De jonge Johann Godhold Sweebe werd als marineofficier in Oost‑Indië gelegerd. Daar vestigde hij zich in Batavia, wat nu Jakarta heet. Hij werd er beheerder van de havenmagazijnen. Deze Johann kreeg een zoon, Frederik Willem Sweebe (1830-1892). Frederik was dus een blanke Nederlander met Duitse wortels in Indië. Hij kreeg er een Javaanse geliefde genaamd Waaj, waarmee hij niet kon trouwen, omdat gemengde huwelijken in de koloniën op culturele gronden niet werden aanvaard. Hoewel de maatschappelijke consequenties voor Frederik groot waren, was zijn trouw aan de Javaanse Waaj onvoorwaardelijk. Huwelijk of geen huwelijk, Frederik en Waaj kregen een zoon, Pieter Albert Sweebe (1863-1926) en deze was dus de eerste Indische ´halfbloed´ Nederlander in de vaderlijke lijn van Rob Sweebe.
Net als zijn vader, zwichtte ook Pieter Albert niet voor de heersende moraal en de Javaanse Siti werd zijn levensgezellin. Hun zoon noemden zij Eduard Frans Sweebe (1902-1977). Eduard Frans trouwde met de Indische Hendrika Verbruggen (1902-1988) en was de grootvader van Rob Sweebe.
1950: een nieuwe toekomst in Nederland
”Mijn opa heette dus Eduard Frans”, zegt Rob Sweebe. ”Met mijn oma Hendrika Verbruggen kreeg hij mijn vader Frans Eduard Sweebe (1920-2016). Frans Eduard trouwde met mijn moeder Constance Antoinette von Harenberg (1926-2003). Ik werd als Rob Sweebe (1948-heden) op Bali geboren.”
”In 1950 moest ons ouderlijk gezin gedwongen uit de tropische archipel vertrekken, waar onze familie, van Johann Godhold in 1803 tot Frans Eduard in 1950, zijn bestaan had opgebouwd.”
”De Japanse overheersing (1940-1945) en de opvolgende Bersiap, de Indonesische revolutie (1945-1948) hebben we amper overleefd. Veel van onze familieleden zijn vermoord, of gestorven door honger en ziekte in de kampen. Mijn ouders en wij, hun kinderen, hebben geluk gehad en werden vluchtelingen. We zijn onze familie en ons land kwijtgeraakt, en beroofd van alle bezittingen, maar we kregen in 1950 een nieuwe toekomst in Nederland.”
Uiteindelijk kwam de familie Sweebe na anderhalve eeuw terug in het moderne Nederland. Rob Sweebe is er trots op, en hij is trots dat de Sweebes mee hebben helpen bouwen aan het democratisch Koninkrijk dat Nederland vandaag de dag is.
In Rob Sweebe en in alle Indo´s worden de Europese en Oost-Indische geschiedenis verbonden. Rob noemt het een onbeschrijflijk gevoel om kind van twee werelden te zijn. De zoektocht van Martijn Zwebe naar hun wederzijdse voorouders, heeft Rob zijn Duitse wortels teruggegeven. Maar meer recent werd Rob ook gevonden door Anne-Lot Hoek, die hem zijn Nederlands-Indische wortels doet herontdekken.
Terug naar Nederlands-Indië
Anne‑Lot Hoek is journalist, publicist en historicus – met mensenrechten als afstudeerthema. Het is haar stijl en voorkeur om gebeurtenissen binnen het grotere verband te plaatsen. Na haar afstuderen, oriënteerde zij zich eerst op Afrikaanse en Zuid‑Amerikaanse gebeurtenissen. Daarna verschoof ze haar aandacht naar het ontstaan van de Republiek Indonesië. Voor haar studies daar, werd de familie Sweebe één van haar bronnen.
Eerst bestudeerde Anne-Lot het Nederlands militair optreden in Nederlands-Indië / Indonesië tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd na de Japanse overgave. Daarbij bestudeerde ze de geweldsexcessen op het (boeddhistische / hindoeïstische) eiland Bali in de jaren 1946‑1949. Momenteel bestudeert Anne‑Lot de overdracht van de soevereiniteit op Bali bij het Amsterdamse NIAS-instituut.
Juist in de tijdspanne die Anne-Lot bestudeert, werd Rob Sweebe als gemengde Indo op Bali geboren. Robs ouderlijk gezin overleefde er de Jappenkampen en de Bersiap en het lukte hen om naar Nederland te vluchten, in tegenstelling tot veel familie. Robs hoogbejaarde vader Frans Eduard was één van de twee laatst levende eerstelijnsgetuigen en werd meermaals door Anne-Lot ondervraagd over de gebeurtenissen, waarvan in de wetenschappelijke literatuur uiteenlopende beschrijvingen voorkomen.
”Het zijn deze gesprekken met Anne-Lot en daar omheen, waarin mijn vader Frans Eduard de keerzijde heeft geschetst van het romantische koloniale plaatje dat ik van diezelfde ouders had meegekregen toen we nog maar kort in Nederland woonden”, zegt Rob Sweebe. ”Wij halfbloed Indo´s waren geen inlanders en geen kolonialen. Je kunt ook zeggen: wij waren kinderen en kleinkinderen van Hollanders én inlanders en daarmee dé dragers van de toekomst van Indonesië. Maar toentertijd waren wij voor de Hollanders ongewenste mengelmoesjes. En voor de opstandelingen, waren wij de vijand. Eenmaal in Nederland, had nog niemand er oog voor dat wij Nederlands‑Indische vluchtelingen, net als zoveel vluchtelingen uit tegenwoordige oorlogsgebieden, beladen waren met oorlogs- en kamptrauma´s.”
Terug naar Indonesië
Rob Sweebe is nooit terug geweest naar het land van vertrek. Maar het werk van Anne-Lot en zijn vaders en zijn eigen bescheiden bijdrage daaraan, hebben de deur op een kier gezet.
”Het werk van Anne-Lot Hoek heeft familieverhalen losgemaakt die ik anders nooit te horen had gekregen. Bezoek aan Bali is alsnog een aanlokkelijke mogelijkheid geworden.”
Dankzij het werk van Martijn Zwebe en Anne-Lot Hoek heeft Rob Sweebe zijn Europese en Indische wortels teruggevonden, wat bij Rob het besef heeft doen groeien dat hij het beste uit twee werelden in zich verenigt. Eigenlijk is hij altijd een kind van de toekomst geweest, dat zijn tijd wat ver vooruit was. Een levenstocht van ruim zeventig jaar, heeft hem twee rijke inspiratiebronnen opgeleverd aan beide zijden van de oceanen.